Informatie over
Markenbinnen
Markenbinnen is een dorp in de gemeente Graft-De Rijp, in de Nederlandse provincie Noord-Holland. Het dorp heeft 330 inwoners (2004).
Markenbinnen is ontstaan bij de grote ontginning die vanaf ongeveer het begin van de jaartelling plaatsvond. De verkaveling van de Uitgeesterwouden, die tegenwoordig bestaat uit polder Het Woud en het Markerveld, doordat in 1637 de ringvaart van het toen droog te malen Starnmeer door dit gebied werd gegraven en het Markerveld met daarin Marken-binnen binnen de dijken van de Starnmeer sloot, heeft plaats gevonden vanuit het veenstroompje de Stierop.
Ten noorden van Markenbinnen, aan de overkant van de Stierop, zijn vondsten gedaan uit de Romeinse tijd, die op grote ouderdom van deze stroom wijzen. De ontginning heeft in dit gebied waarschijnlijk in de 10e eeuw plaats gevonden.
Tegenwoordig staat in Marken-binnen een hervormde kerk met toren en uurwerk. Voordat deze gesticht werd, in 1704, maakten de bewoners van Marken-binnen gebruik van een kapel die al in de middeleeuwen was opgericht. De katholieken richtten toen namelijk een gewoon woonhuis, met rieten dak, in als kapel. De kapel werd in 1820 afgebroken omdat deze bouwvallig was en het aantal katholieken sterk was afgenomen.
Hennep nijverheid
In Marken-binnen werd vroeger het beeld van de werkgelegenheid bepaald door veeteelt, visserij (Marken-binnen was gevestigd aan een meertje welke verbinding het met de grote meren als de Starnmeer, de Schermer en de Beemster), deelname aan de zeevaart en door de hennepverwerkende nijverheid. In Marken-binnen was, net als in Krommenie, Westzaan, Wormer, Jisp en Uitgeest de fabricage van zeildoek in de 17e en 18e eeuw een belangrijke bron van inkomsten (de rolrederij). In de buurtschappen van de Uitgeesterwoude ligt zelfs de oorsprong van van de Uitgeester rolrederij, volgens een getuigenverklaring van Mearten Lourens en Symon Dircxs van 26 mei 1649. De rolreders kochten hun hennep op in het Oostzeegebied, of in de Lopikker-, Krimpener- en Alblasserwaard. De opgekochte hennepstengels werden per schuit in schoven naar de Zaanstreek of het Schermereiland gebracht om gebeukt (geplet) te worden in de hennepkloppermolen. Hierna werd het gehekelt, waardoor de vezelbundels zo fijn mogelijk verdeelt werden. De gehekelde hennep werd daarna in de centrale werkplaats van de rolreder, het zied- of spinhuis, tot garens gesponnen en op klossen gespoeld. Het spinwerk vond ook vaak plaats bij de arbeiders thuis. Na het spinnen werden de garens in het ziedhuis gekookt in een loogoplossing waardoor ontkleuring van de vezels plaatsvond. Vervolgens werden de bundels garen opgehangen aan garenstokken, in de buitenlucgt gedroogd en daarna gebleekt. het volgende stadium was het weven op een weefgetouw, wat plaats vond in een achterhuis of een schuurtje. Dit was zware arbeid, door mannen gedaan. Het weefgetouw werd met handen en voeten tegelijk bediend. De pedalen zorgde voor het inschieten van de spoel, die met de linkerhand werd opgevangen. Met de vrije hand werd de lade aangetrokken waarmee de draad op zijn plaats werd geslagen. Uiteindelijk ontstond er dan een eindproduct van ongeveer 34 meter wat voor bijvoorbeeld de scheepvaart en visserij weer goed toepasbaar was. En aangezien hier in de regio van Marken-binnen veel aan werd gedaan was het een lucratieve markt.