Informatie over
Bosschenhoofd
Bosschenhoofd is een dorp in de gemeente Halderberge in de provincie Noord-Brabant.
Het dorp wordt ook wel Seppe genoemd, zoals het nabij gelegen (sport-)vliegveld.
Voor de gemeentelijke herindeling van 1997 behoorde Bosschenhoofd tot de gemeente Hoeven.
Bosschenhoofd
Bosschenhoofd was vanaf het einde van de dertiende eeuw een grondgebied dat bij Hoeven behoorde. Het land van Breda omvatte aanvankelijk bijna het geheel huidige West-Brabant. Ook Bosschenhoofd behoorde hiertoe. Na het kinderloos overlijden van Arnout van Leuven in 1287 werd het Land van Breda gesplitst in twee Heerlijkheden: Breda en Bergen op Zoom. Bosschenhoofd bleef in het bezit van beiden, totdat in 1458 Bosschenhoofd, na een verdeling, tot het Markiezaat van Bergen op Zoom behoorden.
In West-Brabant was veel turf en moer aanwezig. Reeds in 1301 was de levering van turf in volle gang. Reeds in 1301 werd de Vaart in Oudenbosch genoemd. Hier moet toen al turf gegraven zijn, die wellicht via de Bossche-Vaart werd vervoerd.. Deze Bossche-Vaart zou vroeger ook verbonden zijn met Pagnevaart en de haven van Oudenbosch. Rond 1300 moeten hier een paar mensen gewoond hebben. In 1840 telde Bosschenhoofd 269 en in 1860 361 inwoners. Ten zuiden van Oudenbosch was in 1301 een gebied van ongeveer 300 hectare moer uitgegeven, bekend als het Bossche-Laag. Aan de rand van het Bossche-Laag werd een nieuw turfhoofd aangelegd, dat het Bossche-Hoofd werd genoemd. Het verdere ontstaan van Bosschenhoofd verliep langzaam maar moet omstreeks de veertiende eeuw zijn geweest. Toen er nog geen voldoende voorzieningen waren tegen de overstromingen en daardoor de lagere vlaktes de regenperiodes regelmatig onder water stonden, zocht men het hoogste punt in de omgeving. Een gedeelte Oudenbosch lag op de grens van het huidige Bosschenhoofd bij de Zwarthoofdseweg. Men bouwde hier huisjes en woonden veilig op het hoofd van Oudenbosch. Uit bovengenoemde feiten is de naam Bosschenhoofd ontstaan.
Rijksweg
Koning Willem I liet een met keien bestrate Rijksweg aanleggen tussen Breda en Roosendaal. Hier werd mee begonnen in 1820 en in 1838 was de aanleg afgerond. Enkele jaren later legde Oudenbosch, zonder subsidie, een klinkerweg naar Bosschenhoofd en verbond deze met de Rijksweg. Voor Oudenbosch was dit toen belangrijk i.v.m. het ontginningsbedrijf annex boomkwekerij "Maple Farm", van Henricus van der Bom uit Oudenbosch. In 1931 werd de Rijksweg Breda-Roosendaal een tweebaansweg van beton en in 1977 werd de vierbaansweg (tegenwoordig A58) met het viaduct "Postbaan" bij Bosschenhoofd geopend. Het kruispunt bij Maple Farm kreeg een nieuw aanzicht en ook de naam Maple Farm verdween.
Hoe ontstond de naam Seppe?
Op de Noordoostelijke hoek van het voormalige kruispunt Maple Farm stond een oude boerderij. Deze oude boerderij was omstreeks 1847 een uitspanning van Jacobus Sep, geboren 1815. De herberg van Jacobus Sep was een pleisterplaats. Het was toen een Brabantse gewoonte om een naam te geven aan een bepaalde plaats of streek of aan iemand die er woonde. De mensen die aan de spoorweg Breda-Roosendaal werkte, gingen in de herberg van Jacobus Sep eten en bleven er overnachten. De spoorwegen gaven ook aan het station in Bosschenhoofd de naam van iemand die goed bekend was, dus Seppe. De aanleg van de spoorlijn was in 1854/1855. De personentrein stopte in 1938 voor het laatst op het station Seppe, de goederentrein in 1969. Het station gebouw staat er nog en is nu een bloemenwinkel. De naam Seppe kreeg algehele bekendheid in Nederland. Er kwam een vliegveld Seppe en vele verenigingen dragen de naam van Seppe. Ook in de film van Merijntje Gijzen in 1936 is op het kruispunt Maple Farm op een plaatsaanduidingsbord de naam Seppe te zien., De groei van Bosschenhoofd ging niet zo snel en pas na 1860 kreeg Bosschenhoofd wat meer inwoners. Zo kwam er pas in 1882 de eerste school (openbare school). Dat ook de gemeente Hoeven met de naam Seppe niet goed op de hoogte was, blijkt uit een officieel stuk van 10 juni 1884' waarop de naam Seppe staat vermeld terwijl de naam Bosschenhoofd de originele naam was.
Eerste kerk.
Vier jaar na de opening van de school is in 1886 de eerste kerk in gebruik genomen. De initiatiefnemer was Johannes van Breugel. De parochie kreeg de naam van H.Hart van Jezus. De Pastoor van Breugelstraat is naar de eerste pastoor vernoemd. Bij de oprichting van de parochie had Bosschenhoofd 600 parochianen en iedereen was Katholiek.
De bouw van de kerk met een kleine kosterswoning en vrijstaande pastorie plus architect ¬en toezichtkosten bedroeg totaal 21.000.-gulden. In de eerste jaren ging bijna iedereen naar de zondagsmis. In 1971 waren er 2150 parochianen. Het kerkbezoek was teruggelopen tot 35%. In 1982 nog 20% en nu in 2005 geen 10% meer. De derde pastoor Dr. Andreas J.Smits was hier het langst pastoor n.l. van 1910 tot 1938 Hij was een rijk man. Hij vond het kerkje te klein en bouwde een grotere kerk met veel eigen middelen. In 1919 had hij de eerste auto van Bosschenhoofd, een WiIIis Knigt. Toen hij vanwege zijn leeftijd Bosschenhoofd verliet had hij de kerk van alle lasten vrijgemaakt.
Aan de Pastoor van Breugelstraat is in 1912 een fors Retraitehuis gebouwd. De paters Redemptoristen hadden de leiding. De behoefte voor de doelstelling van het Retraitehuis is verdwenen. Het bosgebied en fraaie bomen bij het gebouw zijn gekapt. In het gebouw zijn woningen gemaakt evenals rondom het gebouw zijn fraaie/luxe woningen gebouwd.
Zonneheuvel.
Achter de kerk ligt een 12 hectare groot bosgebied "De WiIdert".Er is nu een camping De Wildert genaamd. In 1884 heeft een rijke meneer Jean Escheiier uit Oudenbosch tussen de bossen er een ruim landhuis gebouwd. De vereniging van Gezondheidskoloniën te Gouda kocht in 1905 het bosgebied met landhuis aan en er kwam toen een herstellingsoord voor kinderen. Het landhuis kreeg de naam "Zonneheuvel. In >932 is het landhuis als kindertehuis afgekeurd. Het werd een rusthuis voor ouderen van de Protestantse Godsdienst. In 1959 is het een camping geworden.
Pagnevaart.
Dit is 24 hectare groot natuurgebied dat binnen de parochiegrens van Bosschenhoofd ligt. De turfvaart heeft ook gebruik gemaakt van Pagnevaart. In de bodem van het ven moet zich nog het wrak van een Spaans schip bevinden. Van hogere instanties is daar in >895 een onderzoek gedaan. Er is niets gevonden.
Klooster.
Het noviciaat St.Stanislaus is in 1954 gebouwd aan de Pastoor van Breugelstraat. Het was voor kloosterlingen in proeftijd. Het is een luxe hotelaccommodatie geworden. Achter het hotel is een groot tenniscomplex.
Vliegveld Seppe.
Aan de Pastoor van Breugelstraat is na de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog door A. van Campenhout het vliegveld tot stand gekomen.
Jodenhoek.
Dit was een rijtje met oude arbeidswoningen, vlak aan de Pastoor van Breugelstraat, die in de volksmond de naam had verworven van Jodenhoek omdat deze waren gebouwd door de heer Levie, hij was jood, uit Etten/Leur. Op de plaats van de Jodenhoek is het gemeenschapshuis de Schakel, het 'Vit Gele Kruisgebouwen bejaardenwoningen gebouwd.
Herindeling.
Op 1 januari 1997 werd Bosschenhoofd door de herindeling van de gemeentes (vijf kerkdorpen, Oudenbosch, Oud gastel, Stampers gat, Hoeven en Bosschenhoofd, opgegaan in de nieuwe gemeente Halderberge. Voorheen was Bosschenhoofd en Hoeven samen de ge¬meente Hoeven. In 1982 had Bosschenhoofd het jubileumfeest 100 jaar onderwijs en het 700 jaar Hoeven/Bosschenhoofd gevierd. Burgemeester Osterloh was de laatste Burgemeester van Hoeven/Bosschenhoofd en nu is hij de eerste Burgemeester van de nieuwe gemeente Halderberge. Met de herindeling was er voor Bosschenhoofd een grenscorrectie welke betekende dat ons grondgebied over het viaduct bij de gemeente Ruchpen ging behoren en wij een heel mooi stuk natuur kwijt raakte met onze mooie monumentale Heimolen.
In Bosschenhoofd is het inwoneraantal, mede door de herindeling, niet gestegen. In 2005 woonden in Bosschenhoofd 2131 inwoners. Toen de periode van turfsteken voorbij was kwamen hier kleine boerderijtjes en hadden als bijverdiensten het binden van bezems en buntgras steken voor de productie om borstels te maken etc. De kleine boerderijtjes werden keutelboerkes genoemd. Van 1910 tot 1975 konden vele arbeiders hun boterham verdienen op de steenfabrieken, de landbouw en trokken velen naar de polders in Holland. Door de betere ontwikkelingen en het vruchtbaarder maken van de schrale gronden kwamen er betere en grotere boerderijen. De land - en tuinbouw floreerden goed. Zo rond 1975 zijn deze kostwinningen zo goed als verdwenen. Inwoners gingen rond 1960 werken in de woningbouw en velen hebben zelf hun eigen huis gebouwd en nadien verkochten verschillende van hen na enkele jaren hun woning aan mensen van boven de Moerdijk, die hogere prijzen wilden betalen. Mede daardoor is de grootste reden dat veel mensen van elders in Bosschenhoofd zijn komen wonen. Vrouwenarbeid was hier voor de Tweede Wereldoorlog bijna niet. Ook dit is veranderd, tegenwoordig werken zowel de man en
vrouw. Het centrum van dit dorp is 63 hectare groot.