Informatie over
Marrum
Marrum is een dorp in de Friese gemeente Ferwerderadeel. Het ligt aan de provinciale weg 357 (N357), tussen Hallum en Ferwerd. Op 1 januari 2004 telde Marrum 1250 inwoners. Het voormalige dorp Westernijkerk valt administratief gezien ook onder Marrum.
Marrum is een terpdorp dat in de 11e eeuw haar huidge vorm kreeg. In 1744 had het dorp 497 inwoners, in 1830 waren het er al 987.
De romaanse kerk dateert uit de 13e eeuw en was gewijd aan Sint Godehardus. De kerk is gebouwd van rode en gele kloostermoppen, en er zitten zelfs nog delen van tufsteen in. Het gebouw lijkt vaak onder handen te zijn genomen. In 1858 is de toren in de voorkerk gebouwd. Aan de zuidzijde bevinden zich nog sporen van een eerdere kapel. De preekstoel dateert uit de 17e eeuw. Verder is er nog een kerkbank uit de 17e eeuw.
Het orgel is in 1831 gemaakt door de orgelbouwer L.A. Hillebrand. In 1944 is het gerestaureerd en uitgebreid door H. Spanjaard. Dat het orgel kon worden geplaatst werd mede mogelijk gemaakt door A.J.A. baronesse Collet d'Escury, die in Marrum en Westernijkerk grootgrondbezitster was.
Stinzen
Marrum heeft verschillende stinzen gekend. De oudste was Botnia-state, die omstreeks 900 is gesticht door Ode Botnia. Later is de stins in het bezit gekomen van het geslacht Van Camminga. Botnia-state zou een sterke stins geweest zijn, maar tegenwoordig is er haast niets meer van terug te vinden.
Daarnaast kende Marrum de Ponga-state. De Ponga's moeten in Marrum een belangrijke plaats hebben ingenomen. Later is de stins in het bezit gekomen van het geslacht Van Harinxma, en rond 1750 werd hij bewoond door een zekere Idzinga. De bewoners van andere stinzen zijn nog terug te vinden in plaatsnamen.
Industrie
Marrum was bekend om de verbouw van koffiecichorei. In 1840 telde het dorp nog 19 cichoreifabriekjes, maar er zijn er meer geweest. De gedroogde cichoreiwortel werd er gemalen, waarna het product werd verkocht om te worden gedronken in plaats van koffie.
In 1891 werd in Westernijkerk een zuivelfabriek gesticht. Later verhuisde de fabriek naar Marrum. De
Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Marrum was de grootste werkgever van het dorp. Na 1945 ontkwam ook Marrum niet aan de fusies in de zuivelindustrie. De fabriek werd omgedoopt tot 'De Takomst' (de Toekomst), maar op 8 december 1979 sloot de fabriek haar deuren; een gevoelige klap voor de werkgelegenheid in het dorp. Eerder was ook de grasdrogerij van Marrum al gesloten.
In Marrum heeft ook een betonfabriek gestaan.
Station
Bij Marrum lag vroeger een halte aan de spoorlijn Leeuwarden-Dokkum (Dokkumer lokaaltje) van de NFLS. De halte, geopend op 22 april 1901, lag op 18 kilometer van Leeuwarden en had als afkorting
Mrm. Op 1 december 1940 werd de halte opgeheven. Het stationsgebouw bestaat nog steeds. Het is in 2003 in opdracht van de gemeente Ferwerderadeel ingrijpend gerestaureerd, waarbij het exterieur is teruggebracht in de oorspronkelijke Jugendstil-stijl. De restauratie is medegefinancierd door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw.
Watze Cuperus
Marrum was de woonplaats van de Friese christelijke volksschrijver Watze Cuperus (1891-1966). Cuperus was meteropnemer van beroep. Daardoor kende hij de mensen in de streek goed. Zijn boeken spelen dan ook in Marrum en omstreken. Cuperus vervulde ook een belangrijke rol in het dorpsleven van Marrum.